Martini

Het gelui van de Martini bestaat uit een twaalftal klokken die een doorlopende tonenreeks vormen, samengesteld uit de volgende klokken:

Nr.NaamGieterGegoten in DoorsnedeSlagtoonGewicht
1SalvatorVan Trier15772.220mmF7850 kg
2KromstaartEijsbouts19941.980mmG5550 kg
3Grote BorgerVan Trier15781.760mmA3950 kg
4Kleine BorgerVan Trier15781.670mmbes3250 kg
5MartinusEijsbouts19951.470mmc1970 kg
6WalburgEijsbouts19951.310mmd1250 kg
7BernlefEijsbouts19951.160mme905 kg
8JohannesKoek19621.040mmf700 kg
9OtgerKoek1962925mmg510 kg
10LiudgerEijsbouts1995873mma380 kg
11WerkmanKoek1962770mmbes320 kg
12AgnusKoek1962685mmc1220 kg

Salvator, Grote en Kleine Borgerklok

De klokken 1, 3 en 4 zijn de oudste klokken die de toren kent en zijn gegoten ‘op locatie’, te weten op de Rademarkt te Groningen, door Hendrik van Trier. Vanaf daar zijn ze over ronde balken naar de Martini getransporteerd en met behulp van katrollen en paarden de toren ingehesen. De historie meldt dat de klokken nooit zouden zijn afbetaald, vanwege het feit dat de opdrachtgevers destijds niet tevreden waren over het resultaat.
In de WO II dreigden ze uit de toren verwijderd te worden, maar omdat Seyss Inquart een groot liefhebber van beiaards was en hoogst persoonlijk de beiaard van de Martini als beschermd cultuurgoed had aangewezen, heeft een aantal slimme Groningers met ijzerdraad en ‘nep’hamers visueel de grote klokken ‘aangesloten’ op de beiaard. Toen de klokkenvordering begon, wees men de vorderaars op de verbinding met de beiaard én dat Seyss Inquart de beiaard beschermd had verklaard. De klokken bleven hangen…
Wat betreft naamgeving: traditiegetrouw wordt de bourdon (grootste klok) Salvator (=redder) genoemd. Deze draagt even traditiegetrouw een kruisbeeld op de flank.

De Grote en Kleine Borgerklok werden in de Middeleeuwen geluid als het Grote of Kleine ‘Burgerrecht’ werd verleend. Er is niets nieuws onder de zon, met de huidige asielzoekers en inburgering..

Kromstaart

Deze klok werd gegoten in 1994 en dat gebeurde vanuit de opbrengsten van de speciale muntverkoop die in 1990 had plaatsgevonden, toen Groningen 950 jaar bestond. Het merendeel van die lokale munt ‘De Kromstaart’ werd na het jubileumjaar niet meer ingeleverd en het bestuur van het GKG heeft toen een verzoek ingediend (een deel van) de revenuen te besteden aan een blijvend aandenken: een nieuwe klok. Het profiel van de klok werd gegoten naar de profielen van de klokken van Van Trier die al in de toren hingen.

Johannes, Otger, Werkman en Agnus

Deze klokken 8, 9, 11 en 12 kwamen ‘vrij’ uit de klokkentoren van het naoorlogse witmarmeren stadhuis dat in 1994 gesloopt werd en plaats moest maken voor het nieuwe complex van de architect Natalini. Ze zijn gegoten door klokkengieter Koek, die het klokkengietbedrijf had overgenomen van Van Bergen. http://www.midwolda.nl/vbergen.htm Toen het bestuur van het GKG reuk kreeg van de aanstaande sloop van het stadhuis, heeft het zich beijverd om de klokken te verwerven. Het gemeentebestuur stemde in en betaalde de kosten om de klokken dusdanig ‘bij te slijpen’ dat ze zoveel mogelijk pasten in het ‘profiel’ van de klokken van Van Trier.

Wat betreft naamgeving:

  • Johannes: deze klok is een octaaf hoger gestemd dan de Salvator en is daarom vernoemd naar de voorloper van Christus (Salvator);
  • Otger: deze klok draagt de naam van de eerste schutspatroon van de Martinikerk, St. Otger;
  • Werkman: met de Grote en Kleine Borgerklok was de traditie al doorbroken dat de klokken in de Martini uitsluitend namen van heiligen droegen. Ook bij de nieuwe klokken bestond die mogelijkheid dus. Gekozen is voor de naam van het Groninger Ploeglid Hendrik Nicolaas Werkman, die in de nadagen van WO II (april 1945) werd gefusilleerd te Bakkeveen;
  • Agnus: uitgaande van de uitdrukking ‘Ik ben de alfa en de omega’ (Openbaring 1:8) refereren zowel de naam van de grootste (Salvator) als de kleinste klok (Agnus = lam) aan Christus.

Martinus, Walburg, Bernlef, Liudger

In het late najaar van 1994 keek het bestuur van het GKG trots naar hun nieuwe aanwinsten in de toren, maar stelde vast dat in een doorlopende tonenreeks er eigenlijk nog vier klokken ontbraken. Goede raad én klokken waren duur. Maar met gevoel voor historie kon een doorbraak geforceerd worden. Wat was het geval? In 1994 waren zowel de commissaris van de koningin H.L.J. Vonhoff als de burgemeester H.G. Ouwerkerk aan het bewind. Zij hadden minimaal één overeenkomst, en dat was dat zij beiden historicus waren.
De uitdaging was dus aan het bestuur van het GKG om historische gronden te vinden waarom de Martini over een vol gelui zou moeten beschikken.

Op 11 november 1994 toog het bestuur van het gilde, getooid in monnikspijen, elk een attribuut dragend dat te maken had met het klokluiden in de ene hand en een punt van de Gildevlag in de andere hand, van toren via het bordes naar de hal van het stadhuis. Wat óók mee werd getroond was een verrijdbare kapstok met daaraan 8 verkleinde replica’s van de inmiddels aanwezige klokken. Daartussen hingen – ingepakt – de replica’s van de nog ontbrekende klokken.
Ten overstaan van de burgemeester en de wethouder van cultuur werd een gloedvol betoog afgestoken waarom deze ontbrekende klokken alsnog gerealiseerd moesten worden. Lang bleef het gezicht van de burgemeester onberoerd, maar toen de stelling op tafel kwam dat Utrecht óók twaalf klokken heeft, kwam een resoluut “Dat gaan we organiseren”.

Ouwerkerk bleek gevoel voor (de) traditie te hebben dat al eeuwenlang tussen Utrecht en Groningen gestreden wordt om de grootste kerk, de hoogste toren etc. etc. Dit gemis van klokken kon hij niet op zich laten zitten.
Hij overlegde met de CdK en binnen no time was anderhalve ton op tafel (in guldens) om de laatste vier klokken te kunnen gieten. Met dank aan onder meer het Scholtenfonds en het prins Bernhard Cultuurfonds.
De klokken werden begin april 1995 met een feestelijke intocht de binnenstad binnengereden.
Hendrik van Trier – voor de gelegenheid – herrezen uit de historie beklaagde zich bij de aanbieding van de klokken in dichtvorm over de nog steeds uitstaande vordering; de CdK repliceerde hem in ter plekke gevormde dichtregels waarom destijds de nota niet betaald zou zijn.

De klokken werden op zondag 16 april, exact 50 jaar na de bevrijding van de stad, feestelijk in gebruik genomen aan het eind van een vesper die daartoe gehouden werd in de Martinikerk.

Wat betreft naamgeving:

  • Martini: Deze klok hangt centraal in de toren en draagt op deze reden de naam van de schutspatroon van de Martini. Op de flank van de klok staat de laatste strofe uit een gedicht van Ida Gerhardt, dat refereert aan de oorlogsdagen, een gedicht dat zij schreef toen ze de klanken van Martinitoren over de stad hoorde galmen in 1941:

    Het carillon

    Ik zag de mensen in de straten,
    hun armoe en hun grauw gezicht, –
    toen streek er over de gelaten
    een luisteren, een vleug van licht.

    Want boven in de klokkentoren
    na ’t donker-bronzen urenslaan
    ving, over heel de stad te horen,
    de beiaardier te spelen aan.

    Valerius : – een statig zingen
    waarin de zware klok bewoog,
    doorstrooid van lichter sprankelingen,
    ‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’

    En één tussen de naamloos velen,
    gedrongen aan de huizenkant
    stond ik te luistr’ren naar dit spelen
    dat zong van mijn geschonden land.

    Dit sprakeloze samenkomen
    en Hollands licht over de stad –
    Nooit heb ik wat ons werd ontnomen
    zo bitter, bitter liefgehad.

    Ida Gerhardt

  • Walburg: deze klok hangt aan de noord-oostkant van de toren en daarmee het dichtst bij de plek waar vroeger – op het Martinikerkhof – de Walburgkerk stond.
  • Bernlef: in de noord-westhoek van de toren gehangen – richting Friesland – herinnert deze klok aan de Friese bard Bernlef
  • Liudger: (geb. in Zuilen bij Utrecht, 742 en overleden bij Billerbeck in 809) was een waarschijnlijk Friese missionaris en bisschop. Later werd hij aangeduid als de ‘apostel der Groningers’, en was hij een 8e eeuwse missionaris in het gebied der Friezen. Het grootste deel van de huidige provincie Groningen was toen Fries gebied. Hij voltooide het werk waarvan evangeliepredikers als Willibrord en Bonifatius de grondleggers zijn geweest.

Ruimstraatklok

Naast het volle gelui van 12 klokken, hangt In de toren nog een anders gestemde 13e klok, de zogenaamde Ruimstraatklok. Waar alle andere luidklokken in de zogenaamde klokkenstoel hangen – een groot frame van zware balken in het midden van de toren – hangt deze klok daar buiten, vlak achter de galmgaten aan de zuidzijde van de toren. De ophanging van de klok maakt dat deze een hele herkenbare en enigszins onvoorspelbare cadans heeft waardoor geregeld een paar slagen worden gemist.
De Ruimstraatklok werd van oorsprong geluid aan het einde van de dag om de mensen aan te sporen de straten te ruimen en naar huis te gaan. Deze klok werd ook wel Bierklok genoemd. De kroegen wisten dat ze na het luiden geen bier meer mochten schenken. Verder werd de Ruimstraatklok geluid in tijden van nood, om stadsbranden of invallen aan te kondigen. Deze ‘noodklok’ werd zelden geluid; in de laatste decennia is de klok alleen geluid voor de klimaatactie in 2018. Tijdens de coronaperiode in 2020 en 2021 vervielen er veel kerkdiensten. Er was dan ook geen oproep van de verschillende luidklokken om de diensten te bezoeken. Wel luidden wij op de zondagen op de oorspronkelijke tijden bij wijze van uitzondering de Ruimstraatklok met als boodschap “corona krijgt Groningen er niet onder!”. Vanaf januari 2021 tot en met april 2021 was voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog de avondklok weer ingevoerd. Groningers mochten na negen uur (later na tien uur) niet meer op straat zijn. In deze periode heeft ons Gilde iedere avond de Ruimstraatklok geluid.
De huidige Ruimstraatklok is gegoten door Jan Christaan Borchardt uit Enkhuysen voor het bedrag van 383 gulden en is in 1764 in gebruik genomen. De klok weegt ongeveer 900 kilo en heeft een diameter van 94 centimeter. De klok heeft twee opschriften: “J. BORCHHARDT FUDIT ENCHUSAE 1764” en “STADT GRONINGEN 1764”. De huidige klok is van de derde generatie ruimstraatklokken: de eerste klok dateert uit 1425 en is verloren gegaan in de brand van 1577. De tweede dateert van 1584 en is gegoten door Hendrik van Trier die ook de Salvator, en de Grote en Kleine Borger klokken heeft gegoten.